Jawel, maar liefst 34 jaar na het succesvolle soloalbum Can’t Look Away van Trevor Rabin is hier dan eindelijk de opvolger! Op Rio heeft Rabin, naar eigen zeggen, gewoon gedaan waarin hij zin had. De thans 69-jarige Rabin pende tien nummers. Hij bespeelde het overgrote deel van de instrumenten zelf en hij ontwierp ook de cover. Lou Molino speelt drums op enkele tracks. De openingstrack is een stevige rocker, waarin Rabin laat horen dat zijn stem nog krachtig en jeugdig klinkt. Push, met drummer Vinnie Calaiuta, had zo op bijvoorbeeld Big Generator van Yes kunnen staan. Oklahoma grijpt terug op de bomaanslag op het Alfred P. Murrah Federal Building in 1995, maar muzikaal gaat dit nummer ook erg richting Yes inclusief Rabin. In het wat meer opgeruimde Paradise hoor je een frivool basje met uitstekende zang en dito koortjes van Rabin. Het nummer bevat een geestig jazzy einde. In het softrocknummer Thandi hekelt Rabin de ivoorstropers in zijn geboorteland. Prachtige koortjes die aan zijn Zuid-Afrikaanse afkomst herinneren, terwijl Rabin een vinnige gitaarsolo speelt. In Goodbye gaat hij deels op de country & western tour. Grappig, maar dat nummer had voor mij niet gehoeven, hoewel Rabin hier wel etaleert dat hij van veel markten thuis is op de zessnaar. Tumbleweed opent met close harmony zang à la The Beach Boys en met verbluffend gitaarspel schurkt het wederom tegen jazzmuziek aan. Wat rustiger en bijna etherisch klinkt These Tears. Egoli gaat qua stijl weer terug naar de periode Talk (1994) met Yes, terwijl de koortjes weer overduidelijk verraden waar Rabin vandaan komt. Het sluitstuk heet Toxic. Het is een bluesy rocker met bescheiden Yes-invloeden en fenomenale gitaarsolo’s. De indrukwekkende talenten van Rabin als zeer begenadigd en veelzijdig componist, gitarist, zanger en all-round muzikant worden op Rio met grote nadruk onderstreept en mocht Steve Howe (Yes) ooit met pensioen gaan dan weet ik een uitermate goede vervanger! Rio was het lange wachten waard.