De jaren zeventig waren de jaren van onbegrensde experimenten in muzikale stromingen. Tegelijkertijd vond een stormachtige ontwikkeling plaats in geluidstechnieken, gitaargeluiden en toetseninstrumenten, zoals synthesizers en sequencers. Het kwartet M.O.T.U.S. bestond uit drie Fransen en een Engelsman, een combinatie die toentertijd best uniek was, en bracht slechts één album uit met daarop negen nummers. De zoektocht naar nieuwe elementen in de muziek is duidelijk te horen op Machine Of The Universal Space. Zo heeft Out In The Open een southern rockgevoel dat neigt naar The Eagles, terwijl de openingstrack veel meer richting bluesrock gaat. Summer Song had ook afkomstig kunnen zijn van een album van The Zombies gelet op het orgeltje dat erg aan het orgelgeluid van Rod Argent doet denken. In Baalbeck Stone wordt geëxperimenteerd met een lichtelijk vervormd gitaargeluid, terwijl een orgel de begeleiding verzorgt die aan Uriah Heep doet denken. Green Star daarentegen, gaat de wat jazz-georiënteerde richting van de Canterbury scene op met Santana-achtige percussie. Het daaropvolgende Taihnanaco Road bevat weer meer funk. In het instrumentale Aldebarente is er een hoofdrol weggelegd voor de Hammond en ontmoeten Canterbury, jazz en funk elkaar. Uitgesproken progressief klinkt het eveneens instrumentale Mesopotamie Natale en het slotstukje heet Proxima, een jazzy deuntje waarin de vier heren nogmaals bewijzen van alle markten thuis te zijn. Machine Of The Universal Space is misschien geen briljant album, maar wel een voorbeeld van een smaakvolle eendagsvlieg van wie de talenten helaas beperkt zijn gebleven tot slechts één wapenfeit.