The Long Goodbye, het twaalfde studio album van Galahad in ruim dertig jaar, werd ruwweg in dezelfde periode in de steigers gezet als het vorig jaar uitgebrachte album The Last Great Adventurer, dus grotendeels tijdens de covidcrisis. Het album klokt rond de 54 minuten verdeeld over zeven tracks, waarvan er volgens de beschrijving twee als bonustracks voor de cd zijn opgenomen. Net als bij voorgaande albums was Karl Groom degene die de finishing touch verzorgde. In de eerste nummers zijn wat modernere invloeden te horen, die vooral te danken zijn aan de effecten die toetsenist Dean Baker uit zijn apparatuur haalt en die geheel passen in de huidige stijl van de band. De vierde track begint wat sullig en country-achtig, maar ontpopt zich al snel tot een stevig uptempo muziekstuk. Het wat clowneske tussenstukje had van mij echter niet gehoeven. De melodieuze muziek van Galahad is aansprekend, maar de composities zijn niet allemaal even sterk en naar mijn idee bewaart gitarist Lee Abraham de beste solo’s voor zijn soloplaten. Bonustrack Darker Days is een puike song, waarin het spel van Dean Baker knipoogt naar de synthpop van de jaren tachtig. Het wat kortere Open Water is minder indrukwekkend, maar wel een aardige, zoetgevooisde ballad. De epische titeltrack The Long Goodbye mist een echte climax en gaat naar mijn smaak net iets te lang door. Desondanks schaart deze epic zich in de lijst van de mooiste nummers die de band haar fans heeft bezorgd. De stem van frontman Stuart Nicholson blijft onveranderlijk stabiel zonder sporen van verval. Hoge kwaliteit dus, maar geen echte verrassingen.