MENNO VON BRUCKEN FOCK

LUTZ RAHN & HARTWIG BIEREICHEL, Schmetterlinge

LUTZ RAHN & HARTWIG BIEREICHEL met SCHMETTERLINGE
donderdag, februari 8, 2018
NOVALIS, 2018 (NL)

Interview Lutz Rahn en Hartwich Biereichel (Novalis):

We hadden de handicap dat we veel te lange nummers schreven en dat Duitse bands niet populair waren op tv

(januari 2018, tekst Menno von Brucken Fock, eindredactie Peter Willemsen)

In 1970 was de rockscene volop in beweging. Bassist Heino Schünzel en Hans-Jürgen Lüdecke speelden in de band Marquis, maar zij wilden een eigen band beginnen. Zanger Jürgen Wenzel sloot zich bij hen aan, waarna er een advertentie in de Hamburgse avondkrant verscheen waarin stond dat muzikanten met nieuwe ideeën een toetsenist en een drummer zochten. Lutz Rahn, een klassiek geschoolde toetsenist die op dat moment in de jazzrockgroep Capricorn speelde en die in het bezit was van een reusachtige Hammond meldde zich, evenals drummer Hartwig Biereichel die daarvoor nog in Greenlight op een heus Ludwig-drumstel speelde. Lüdecke wachtte het formeren van een band niet af en verdween. Later werd Carlo Karges door Biereichel uit de band Tomorrows Gift gerekruteerd. De nieuwe band zou Mosaik gaan heten, maar in een zoektocht naar een betere naam was het Karges die Novalis voorstelde. De naam, ontleend aan het pseudoniem van dichter Georg Friedrich Philipp Freiherr von Hardenberg (1772-1801), kwam Biereichel enigszins bekend voor, maar met uitzondering van Karges had geen van de bandleden ook maar iets van hem gelezen. Rahn stelde dat de naam gewoon goed klonk. De band stak al zijn geld in goede apparatuur en kocht een 1500-Watt installatie die in die tijd de respectabele som van zo’n zestigduizend Duitse Marken (DM) waard was. Tezelfdertijd kostte een toegangskaartje voor een concert ongeveer drie DM en de band kreeg voor een avond optreden rond de zevenhonderd DM. Bij de eerste live-optredens bestond de ‘lichtshow’ uit kaarsen, een idee van Jürgen Wenzel. Mede doordat de bandleden na elk optreden alle kaarsvet van het podium moesten krabben, werd deze actie geschrapt nadat hij de ‘band met de kaarsen’ eind 1974 had verlaten. Novalis bracht in totaal veertien albums uit en gaf in zijn bestaan meer dan duizend concerten. Rahn en Biereichel blikken terug op de muziek van Novalis die zeker in de beginjaren beïnvloed werd door bands als Pink Floyd, Yes, Genesis, King Crimson, Emerson, Lake & Palmer.

Fijn dat jullie de tijd willen nemen voor dit gesprek in Hamburg! Wat doen jullie momenteel en wie nam het initiatief om de boxset Schmetterlinge uit te brengen? Hoe is die box tot stand gekomen? Was er niet meer obscuur materiaal dan die paar livetracks en slechts enkele extra nummers?

Lutz Rahn: “Tot 2008 was ik eigenaar van een groot studiocomplex dat in de loop der jaren werd uitgebouwd van één naar drie units die samen ongeveer 500 vierkante meter ruimte besloegen. Ik deed zelf alle boekhouding totdat ik ging berekenen hoeveel er netto per vierkante meter overbleef na aftrek van alle kosten. Dat was het moment dat ik besloot een groot deel van het complex te verkopen. Ik heb nu nog één kleinere studio waarin ik werk aan commercials en dergelijke.”

Hartwich Biereichel: “Ik heb eerst bij platenmaatschappijen gewerkt en later lange tijd voor de Norddeutscher Rundfunk (NDR), maar ik ben nu gepensioneerd. Universal Music, die onder meer de labels Brain en Phonogram overnam, klopte bij ons aan met het idee van die boxset en ik beschikte over genoeg tijd om te helpen zoeken naar foto’s en ander archiefmateriaal. De box bevat alle muziek van Novalis die de moeite waard is. De opnamen die verder beschikbaar waren, bleken van dermate inferieure kwaliteit dat we die er niet op wilden hebben. Beeldmateriaal was amper voorhanden en wat er was, is toegevoegd.”

Hartwig, jij werd al snel de organisator van de band. Deden jullie van meet af aan alles in eigen beheer?

Hartwig: “Als je compositorisch geen bijdragen levert dan zoek je snel iets anders om je nuttig te maken en daardoor onderhield ik de contacten met de platenmaatschappij en alle podia. Ik werd belast met het zoeken naar vervangende muzikanten en ik was het gezicht van de band naar de buitenwereld. Een manager paste helemaal niet bij ons en we zijn er trots op dat we de eerste zeven jaar echt alles zelf gedaan hebben, totdat onze tourmanager Charly Born belast werd met het boeken van concerten. Ik herinner me nog de eerste grote tournee die we in 1973 deden, waarbij we ook in Paradiso speelden en op een podium in Hengelo, waarvan ik de naam ben vergeten. We zijn toen ook in Zweden, Oostenrijk en Italië geweest.”

Lutz: “Na die tijd speelden we zo’n vijftig concerten per jaar, vaak twee keer per week, terwijl we in die periode ook allemaal nog een baan hadden. We ontmoetten elkaar dan op vrijdag zo rond vijf uur en kwamen dan zondagnacht rond drie uur ’s nachts weer terug. Gekkenwerk natuurlijk, maar als je graag wilt spelen en je bent jong dan kun je dat nog doen. We reden toen zo’n honderdduizend kilometer per jaar! Als professionals hebben we echter nooit zo veel concerten in een jaar gespeeld als daarvoor. Begin 1978 werkte Fred Mühlböck nog als platenverkoper, Detlef Job was technicus bij een telecommunicatiebedrijf, Heino Schünzel was vertegenwoordiger en Hartwig was labelmanager bij het Brain-Metronome-label. Ikzelf werkte als manager bij een logistiek bedrijf. We konden toen overstappen naar een professionele status, omdat we altijd alle inkomsten die we met onze muziek bijeen vergaarden weer investeerden in apparatuur, lichtinstallatie, projector met scherm, een eigen vrachtwagen voor het vervoer van de spullen en een personenbusje voor onszelf! We hadden dus weinig kosten en we waren gewend zuinig te leven. Vergeet niet dat toentertijd de mogelijkheden om een goede geluids- en lichtinstallatie te huren zeer beperkt waren. Er waren in heel Duitsland misschien twee of drie firma’s die zulke apparatuur aanboden tegen hoge kosten! Hoewel het achteraf bezien misschien belachelijk is, lieten we destijds onze eigen lichtinstallatie met raamwerk bouwen. Ik heb het nu over de tijd dat lichtinstallaties handmatig bediend moesten worden en niet computergestuurd zoals nu. Dat was een tijd ver voor de MIDI (Musical Instrument Digital Interface, een digitaal systeem waarmee elektronische instrumenten real time muzikale informatie kunnen uitwisselen, red), waarbij elke toon met een druktoets gegenereerd moest worden. Een 5-kW-installatie met boxen nam een halve vrachtwagen in beslag! De techniek heeft wat dat betreft alles veel gemakkelijker en beter bereikbaar gemaakt. Destijds waren wij een van de weinige bands die een eigen installatie hadden en menige band was daar jaloers op. Dat leidde soms tot commentaren als: die muziek van jullie vinden we niet bijzonder, maar die geluids- en lichtinstallatie: wauw, dat is kicken!”

Lutz, op de debuut-lp Banished Bridge (1973) is jouw orgelspel zeer dominant aanwezig. Hoe blik je terug op de composities op dat album en hoe kwamen die tot stand?

Lutz: “Tijdens de opname van dat album hadden we geen gitarist, dus was er automatisch een grotere rol voor mijn orgel weggelegd. Veel stukken waren ook van mijn hand. Die liet ik dan aan de band horen en vervolgens werkten we die al repeterend verder uit. We oefenden een jaar lang minimaal tweemaal per week op de derde etage van een oud, vochtig gebouw waarin geen ramen zaten. Uit deze sessies ontstonden onder meer de nummers voor Banished Bridge. Later heb ik 4-sporen- 8-sporen- en 16-sporenrecorders aangeschaft en ben ik demo’s gaan opnemen.”

Hartwig: “Toen we eenmaal professioneel bezig waren, ging alles heel anders. De composities werden in die tijd vooral door Lutz en Fred (Mühlböck) als demo’s aangeleverd en daaraan werd meestal weinig meer veranderd. Terugblikkend moet ik zeggen dat ik die eerste fase eigenlijk veel opwindender vond, omdat de muziek toen echt uit het hart kwam. Naderhand was de muziek ook wel goed, maar veel meer beïnvloedt door druk van buitenaf. Er was veel druk om meer radiovriendelijke muziek te maken. We hadden de handicap dat we veel te lange nummers schreven; bovendien waren Duitse bands niet populair op tv. Vergeet niet dat er toen maar weinig tv-zenders waren!"

Lutz: “Ik herinner me nog een uitzending waarbij men in Wer Schmetterlinge Lachen Hört zo gesneden had, dat er drie minuten overbleef. Dat leek echt nergens op! Zonder promotie van radio en tv was het ook vele malen lastiger om concerten te regelen, want niemand kende bands als Novalis.”

In 1979 kwam Flossengel op het Ahorn-label uit, een album over een gevangen walvis die door zijn jager later werd vrij gelaten, lang voordat de film Free Willy uitkwam. Dat was toch een succesvolle switch naar uitsluitend korte stukken?

Lutz: “De connectie met milieu en eerbied voor alles wat leeft, sprak aan en de composities waren radiovriendelijker. De grote opblaasbare walvis die in de zaal hing ten tijde van de tournee om Flossenengel te promoten, maakte grote indruk op het publiek. Dat werd gesponsord door Greenpeace in samenwerking met het Wereldnatuurfonds. We hadden daarbij ook een uur film samengesteld over walvissen onder water. Die film paste bij de livenummers die we toen speelden. Al onze optredens waren een doorslaand succes, want niemand uit het publiek had zoiets verwacht. Het was voor die tijd ook zeer vooruitstrevend. Van elk toegangskaartje ging één DM naar het Wereldnatuurfonds, dus aan het einde van de tournee konden we twintigduizend DM doneren en dat betekende in elk geval positieve publiciteit!”

Terug naar 1973. Tijdens en na de eerste grote tournee, gedeeltelijk met Emergency en Jane, liepen de spanningen in de band op. Resulteerde dat later in het vertrek van zanger Wenzel?

Hartwig: “Ik moet nu wel diep in mijn geheugen graven, hoor! Lutz en ik sloten ons oorspronkelijk aan bij Schünzel, Lüdecke en Wenzel. Lüdecke verdween al snel en Lutz en ik waren al enigszins ervaren en hadden duidelijke ideeën over muziek en liveshows. Die bleken niet te stroken met die van Wenzel die steeds verder ging met transcendente meditatie. Dat ging hij ook op het podium verkondigen en daarvan was niet iedereen gecharmeerd. De tweede plaat die Novalis zou gaan heten, stond al in de steigers compleet met Engelse teksten die Wenzel geschreven had. Toen besloot hij plotsklaps weg te gaan. Er was geen sprake van ruzie of zo, maar hij wilde gewoon andere dingen doen dan wij.”

Nog voordat Wenzel Novalis verliet kreeg jij de taak een gitarist te vinden. Hoe heb je Detlef Job gevonden?

Hartwig: “Carlo Karges was een man vol met goede ideeën. Hij was zeer creatief al was hij geen uitzonderlijk goede gitarist, maar hij had altijd een significante inbreng. Carlo was echter een rusteloze geest, een zigeunertype, altijd maar op ‘doorreis’. Of het nu een vriendin was of een band, na een paar jaar wilde hij weg zonder dat iemand wist waarom. Ik had de band Ashby zien spelen en de gitarist leek mij erg te passen bij onze muziek. Dat was Detlef Job die zeer geïnteresseerd bleek in een nieuwe uitdaging. Hij stapte over en hij heeft uiteindelijk tot 1986 deel uitgemaakt van Novalis!”

Lutz: “Karges is later naar Nena gegaan en voor ons gevoel was hij door zijn enorme creativiteit grotendeels verantwoordelijk voor haar successen. Hij stierf toen hij vijftig was. Wij waren allebei op zijn begrafenis in 2002 en ook de band van Nena was erbij, maar de enige tekst die werd voorgedragen was onze tekst Wer Schmetterlinge Lachen Hört! Ik geloof dat een alcoholprobleem hem uiteindelijk de das heeft omgedaan. In Novalis hebben alcohol en drugs overigens geen enkele rol gespeeld.”

Bij de opnamen van jullie tweede album Novalis (1975) was Carlo Karges er nog wel bij en leverde hij een behoorlijke bijdrage. Was de Duitstalige zang een idee van jullie destijds nieuwe producer Achim Reichel?

Hartwig: “Ja dat klopt. Met het vertrek van Wenzel was er niemand die de Engelse teksten kon zingen en we moesten noodgedwongen ook van producer wisselen. Reichel dacht dat het aantrekkelijker zou zijn om in het Duits te zingen, omdat iedereen al in het Engels zong. We zouden dan bovendien onze naamgever eer bewijzen door onder meer ook zijn teksten te gebruiken. Daarmee was ons probleem voor wat betreft de zang ook opgelost.”

Lutz, het prachtige instrumentale stuk Impressionen van het gelijknamige album bevat muziek ontleend aan Anton Bruckner. Zijn klassieke meesters vaker een inspiratiebron voor je geweest?

Lutz: “Ik heb vanaf mijn vijfde pianoles gehad en ik heb daardoor uiteraard veel klassieke muziek leren kennen. Zeker in de beginfase van Novalis zal ik ongetwijfeld fragmenten hebben gebruikt van stukken die me aanspraken. Gaandeweg is die invloed minder geworden. Mijn pianolerares was een fervent Mozart-fan, maar een componist als Beethoven sprak mij veel meer aan. Ik ben gaan improviseren met stukken van Bach en dan kreeg ik van mijn moeder op mijn kop, want zij wilde dat ik de stukken zou oefenen zoals het hoorde. Dat oefenen begon me echter de keel uit te hangen, dus op een gegeven moment ben ik gestopt met lessen en heb ik lang voordat ik bij Novalis kwam een harmonium op de kop getikt, waarvoor ik zelfs een stuk gecomponeerd heb. Vervolgens kwam er een klein orgeltje, maar toen ik moest optreden met een schoolband werd me gezegd, dat ik voor een fatsoenlijk orgel moest zorgen en zo kwam ik uiteindelijk bij de Hammond terecht. Eenmaal bij Novalis kreeg ik lucht van modernere apparatuur; dat wekte mijn interesse. Mijn eerste aanschaf was een Revox die me in staat stelde om iets in te spelen en daaroverheen iets anders. Van een 4-sporenrecorder kon ik me vervolgens verbeteren met een 8-sporenrecorder. Die kon ik overnemen uit de studio waar we ons vierde album Brandung (1977) opnamen. Die is in de loop der jaren vervangen door een 16-, 24- en 48-sporenrecorder. Gaandeweg ben ik me steeds meer gaan verdiepen in opnametechnieken en geluid, zodat we uiteindelijk zelf zijn gaan produceren.”

Wer Schmetterlinge Lachen Hört is een soort van hymne van Novalis geworden. Hoe is dat stuk tot stand gekomen?

Hartwig: “Dat is een typisch voorbeeld van een compositie die uiteindelijk tot stand is gekomen door gezamenlijk arrangeren en aanpassen. Het zijn diverse stukken die we hebben samengevoegd en daarna talloze malen veranderd. De liveversie die in de boxset is opgenomen, is ook een andere dan die op het album. Het was altijd het hoogtepunt van de show. Ik heb ooit gelezen dat de tekst Wer Schmetterlinge Lachen Hört, der Weiß wie Wolken Schmecken door een moeder op de grafsteen van haar overleden dochter is geplaatst!”

Heino Schünzel (bas) en Detlef Job (gitaar) namen de zang voor hun rekening en in samenspraak met jullie producer Achim Reichel was dit ook op Sommerabend (1976), jullie derde album, het geval. Dat album betekende de doorbraak naar een groter publiek. Job bewerkte hier voor het eerst een tekst van dichter Novalis voor het nummer Wunderschätze. Sommerabend is een stuk dat jullie vrijwel bij elk concert speelden. Vanwaar de zoektocht naar een zanger, terwijl jullie juist succesvol begonnen te worden?

Hartwig: “Na het vertrek van Wenzel zongen Heino en Detlef min of meer noodgedwongen, omdat toch iemand de teksten moest vertolken maar niet omdat zij dat graag wilden doen. Ze namen weliswaar zangles om hun stemmen beter te laten uitkomen, maar ze voelden zich veel prettiger als achtergrondzangers. In het begin waren er weinig passages met zang net als bij King Crimson, maar de vraag naar radiovriendelijker stukken nam toe en zelfs van familie en vrienden kregen we de kritiek dat er met ons vieren op het podium te weinig visueel spektakel was. Er was dus meer dan één reden om een zanger te zoeken.”

In een advertentie midden 1976 stond “uns fehlt ein guter Sänger, der ruhig noch ein Instrument spielen könnte. Wir möchten jemand, der bereit ist, sich in eine feste Gruppe einzufügen und Lust hat, Deutsche Texte zu singen.” Wat gebeurde er daarna?

Hartwig: “Op die advertentie kwamen zo’n dertig reacties. De derde of vierde die ik beluisterde was een cassette met een nummer van Fred Mühlböck die zichzelf begeleidde op een akoestische gitaar en ik voelde direct dat hij de nieuwe zanger moest zijn. Ik liet de overige bandleden die cassette horen en die hadden gelukkig hetzelfde gevoel. Fred woonde toen in Lübeck, niet ver van Hamburg. Hij speelde in een band waarin hij niet gelukkig was. Hij paste direct binnen onze groep en met zijn grote haardos, soepele bewegingen en goed gekozen kledij vormde hij meteen het middelpunt. Bijkomend voordeel voor ons was dat hij naast gitaar ook dwarsfluit speelde en dat werd absoluut een toegevoegde waarde. Gaandeweg eiste hij echter een belangrijkere rol op met eigen composities. Die waren vaak erg persoonlijk en nogal depressief die het oorspronkelijke geluid van Novalis zouden aantasten. Terugblikkend vond ik die consequentie minder gelukkig, want het progressieve element van de band ging verloren ten gunste van muziek die meer richting pop en zelfs schlagers ging.”

Vooral in de jaren zeventig was het gebruikelijk dat de pers kritisch schreef over bands als Novalis. Heb je enig idee waarom dat was?

Lutz: “Tot mijn grote ergernis was dat inderdaad zo en hoe snijdender de kritiek, des te meer ze gelezen werd. We hebben wel eens mensen van de pers uitgenodigd voor een concert en die waren toen ineens heel enthousiast, maar die ommezwaai kwam voor ons te laat. De radiozenders wilden alleen Fleetwood Mac, The Eagles en David Bowie draaien…”

Hartwig: “Het was zelfs zo erg dat onze zanger persoonlijk werd aangevallen: hij zou belachelijk hoog zingen met een vreselijk accent. Zaken die onze fans totaal niet zo ervoeren, maar die kritieken hebben Fred wel degelijk beschadigd.”

Jullie begonnen de concerten aanvankelijk met Ravels Bolero, later met een stuk uit Heaven & Hell van Vangelis. Vanwaar die keuzes?

Lutz: “De Bolero is prachtige muziek met een mooie climax. Als de lichten uitgingen begonnen wij te spelen. Na een paar jaar begon de Bolero echter wat te vervelen en we vernamen dat ook andere bands deze muziek als openingstune hadden gekozen, dus werd het tijd voor wat anders. Aangezien ik altijd groot respect heb gehad voor Vangelis was de uiteindelijke keus niet moeilijk.”

Hartwig: “Toen ik die muziek hoorde, kreeg ik koude rillingen bij bepaalde passages. Ik liet dat aan de band horen en vanaf dat moment was Vangelis onze openingstune. In een later stadium werd ons door een zogenaamde muziekexpert verweten dat wij met de Bolero als openingstune een stuk muziek gebruikten dat mensen kenden als afkomstig uit een softpornofilm met Bo Derek. Wij gebruikten de Bolero tussen 1975 en 1978, terwijl die film pas beginjaren tachtig werd uitgebracht!”

Het nummer Astralis was ook succesvol, zeker live omdat jullie daarbij pyrotechniek gebruikten. Was Novalis daarin vooruitstrevend?

Lutz: “Dat kun je wel stellen, ja. Wij gebruikten onder meer magnesium dat niet zomaar verkrijgbaar was. Het gebruik ervan was wel indrukwekkend met al die vuurstralen op het moment dat het helemaal donker was op het podium!”

Hartwig: “Het ging eenmaal bijna fout. Lutz en ik hadden onze instrumenten altijd achter de andere drie op een verhoging staan, dus we konden goed zien wat er voor ons gebeurde. Bij een van de shows stond Fred klaarblijkelijk te dicht bij zo’n vuurstraal en vatten zijn haren vlam. Hij had zelf niets in de gaten, dus sprong ik naar beneden om een handdoek over zijn hoofd te gooien. Het is goed afgelopen, maar Fred dacht dat-ie werd aangevallen en het kostte hem een stuk van zijn mooie bos haar. Hij was me later wel heel dankbaar voor die actie.”

Wat was het verhaal van een Japanse fan die eerst met Hartwig belde, vervolgens bij Detlef terecht kwam en uiteindelijk met hem een relatie kreeg?

Hartwig: “Die Japanse fan belde me steeds bij voorkeur ’s nachts op, omdat ze wist dat ik dan thuis zou zijn. Ik vond dat uiteraard erg vervelend. Ik was getrouwd en we hadden net een kind gekregen dus ik verzocht haar vriendelijk daarmee te stoppen. Daarna probeerde ze de volgende en dat was Detlef die op dat moment geen relatie had. Ze werden vrienden en zijn samen naar Japan gereisd om Detlef aan haar ouders voor te stellen. Toen de band uiteen viel bleek er een baby onderweg en ging Detlef in 1985 naar Japan. Uiteindelijk heeft die relatie geen stand gehouden en omdat hun zoon in zijn eigen onderhoud kon voorzien in het bedrijf van Detlefs ‘schoonvader’, was er geen reden meer voor hem om in Japan te blijven. Hij kwam in de jaren negentig terug naar Hamburg om daar als IT-specialist aan het werk te gaan.”

In 1980, ten tijde van het album Augenblicke stapte oerlid en bassist Heino Schünzel uit de band. Waarom verliet hij Novalis?

Lutz: “Enerzijds voelde hij dat de muziek een kant op ging die niet de zijne was en bovendien viel het professioneel muziek maken hem eigenlijk wat tegen. Anderzijds kon hij het bedrijf op het gebied van klimaattechnologie overnemen van zijn vader, dus koos hij uiteindelijk voor het bedrijfsleven.”

Hartwig: “Voor hem in de plaats kwamen sessiemuzikanten de band versterken. De bekendste was Heinz Fröhling, een zeer goede muzikant. Heinz is een rustige jongen en een goede componist met wie ik uitstekend kon samenspelen. Helaas was hij vanwege privéproblemen niet steeds beschikbaar.”

Vanwege de overstap van platenmaatschappij Ahorn naar Phonogram kregen jullie een conflict met producer Achim Reichel. Het werd zelfs een gerechtelijke procedure die jullie verloren.

Lutz: “Het achterliggend conflict was dat Ahorn ons livealbum Konzerte (1977), nota bene ons best verkochte album, niet accepteerde als regulier album. Het moest een studioalbum zijn. Toen werden we gedwongen om binnen een jaar twee albums op te nemen en daarvoor hadden we onvoldoende materiaal. De band heeft toen voornamelijk demo’s van Fred Mühlböck een op een ingespeeld en wat overgebleven tracks, waardoor de inbreng van Fred dus erg groot was. Zo is Bumerang (1982) ontstaan. Novalis heeft eigenlijk een vergelijkbare ontwikkeling doorgemaakt als Genesis. Het grote verschil is dat Genesis met de stijlverandering naar popmuziek heel succesvol is geweest. Een tv-uitzending met een goed gekozen nummer had voor ons het verschil kunnen maken, maar helaas… Ook Japan had interesse in onze muziek. Van Sommerabend zijn zo’n vijftigduizend exemplaren verkocht, maar de platenmaatschappij zag daar onvoldoende heil in dus kwam er ook geen promotionele tournee in Japan.”

Fred besloot direct na Bumerang om de band te verlaten. Hij nam een baan bij Schacht-Musikverlag, produceerde muziek van andere bands en maakte in 1987 nog een onopvallende soloplaat.

Hartwig: “Die juridische procedure heeft ons allemaal erg aangegrepen, heeft veel energie gekost en veroorzaakte ook een splijting binnen de band. Zoals kon worden verwacht, bleef commercieel succes met Bumerang uit en Fred was toen ook nog midden in een echtscheiding verwikkeld. Toen ook solosucces uitbleef en hij in 1988 een ernstig auto-ongeluk kreeg, zei hij de muziekbusiness definitief vaarwel.”

Lutz, in 1978 kwam jouw album Solo Trip uit. Hoe is dat soloalbum tot stand gekomen? In een interview met Hartwig uit 2012 stond dat er een opvolger zou komen.

Lutz: “In die tijd had ik een 8-sporenrecorder en daarmee plus wat keyboards ging ik jaarlijks vier weken met de auto naar Denemarken. Als ontspanning heb ik daar muziek gemaakt en ook opgenomen. Gaandeweg bleven er steeds meer stukken liggen die we niet voor Novalis gebruikten, terwijl ik ook experimenteerde met een drummachine die ik toen gekocht had. Uiteindelijk is die muziek op de plaat gezet, omdat de rechten van alle songs die we repeteerden, ook songs die niet gebruikt werden, bij de uitgeverij lagen. Daarom is Solo Trip uitgebracht. Ik heb na het uiteenvallen van de band nog wel meer geschreven, maar een reünie was al vroegtijdig uitgesloten omdat Fred resoluut had gesteld nooit meer op een podium te willen staan. Ik speel nog wel in een coverband waarmee we materiaal van onder meer Deep Purple en Emerson, Lake & Palmer spelen.”

Hartwig: “Dat er opvolger zou volgen is overigens onjuist. Ik heb in 2012 gesproken over een volgend Novalis-album, niet over een tweede soloplaat van Lutz. Wat die reünie betreft moet ik tot mijn grote spijt vaststellen dat het wat mij betreft ook niet meer zou lukken. Van 1985 tot 1990 heb ik niets meer aan drummen gedaan. Ik heb daarna nog wel als hobby in een coverband gespeeld, maar dat begon mij na tien jaar wat te vervelen. Ik kreeg ook problemen met mijn rug, omdat ik nooit op techniek heb gedrumd maar puur op kracht. Ik heb nu al vijftien jaar geen drumstok meer aangeraakt, dus ik zou van voren af aan moeten beginnen. Ook al zou ik nog willen drummen dan ben ik daartoe fysiek niet meer in staat.”

Waarom hebben jullie Nach Uns Die Flut (1985) opgenomen met zanger Ernst Herzner?

Hartwig: “Lutz, Detlef en ik waren nog niet toe aan stoppen en er waren contractuele verplichtingen voor zelfs twee albums. We bereikten overeenstemming met de platenmaatschappij om veel energie in Nach Uns Die Flut te steken en afhankelijk van het succes al dan niet door te gaan. Om voor een hit te zorgen werd Christoph Busse als producer aangetrokken. Hij speelt op dat album ook voor het merendeel toetsen en niet Lutz. Dat gaf uiteraard meer onvrede en het heeft allemaal niet mogen baten. Ons laatste concert was in 1985 in de Fabriek in Hamburg. Achteraf bezien hadden we er misschien vóór dat album al een punt achter moeten zetten. De titel was destijds totaal niet zo bedoeld, maar bleek wel veelzeggend…”

Discografie Novalis:

Banished Bridge (1973)

Novalis (1975)

Sommerabend (1976)

Brandung (1977)

Vielleicht Bist Du Ein Clown? (1978)

Flossenengel (1979)

Augenblicke (1981)

Neumond (1982)

Sterntaucher  (1983)

Bumerang (1984)

Nach Uns Die Flut (1985)

Livealbums:

Konzerte (1977)

Novalis Lebt! (1993)

Letztes Konzert 1984 (2009)