Auteur Dennis Plantenga was als Dennis Bevan de eerste drummer van de Haarlemse progrockband Taurus. Dennis verbleef een deel van zijn jeugd in Engeland en groeide op in pleeggezinnen na een vechtscheiding van zijn ouders. Nadat hij was teruggekeerd naar Nederland bezocht hij de ulo. Hij hoorde The Nice op Radio Rondo en na het zien van de befaamde jazzdrummer Buddy Rich en rockdrummer Keith Moon bij The Who in 1969 in Amsterdam, zocht hij zijn heil in de muziek: drummen in een progrockband. Dat moest het worden! Dat verliep echter niet van een leien dakje, want toen hij uiteindelijk in een progrockband met potentie speelde, werd hij gewipt. De komst van een toetsenman kon alleen doorgang vinden als zijn maatje − drummer Rex Stulp, een oude bekende van Dennis − verplicht bandlid zou worden. Uiteindelijk kwam hij terecht bij een groep die zich aanvankelijk Scarlet noemde, maar toen de band een vaste oefenruimte vond in een nonnenklooster in Bennebroek, werd de naam veranderd in Taurus. De band, die toen bestond uit toetsenman Rob Spierenburg, gitarist-zanger Martin Scheffer en basgitarist Piet Traanberg, was zeer ambitieus en stortte zich in de schulden om goede apparatuur en instrumenten aan te schaffen. Taurus besteedde veel tijd aan repeteren, nummers schrijven en zo nu en dan een optreden. Toen ze eind jaren zeventig eindelijk zo ver waren om de volgende stap te zetten, waren de hoogtijdagen van de progressieve rock helaas voorbij en Dennis’ recalcitrante houding − volgens eigen zeggen − kostte hem zijn drumpositie toen de band eindelijk de kans kreeg om een lp op te nemen met nummers, waarvoor hij mede de teksten had geschreven. De enige constante factor in Taurus bleek Rob Spierenburg. Ondanks vele bezettingswisselingen was de band geen lang leven beschoren, laat staan dat men een geweldige carrière in de muziekbusiness zou maken! Het was pijnlijk voor Plantenga dat hij niet werd gevraagd toen de band de kans kreeg de oude nummers opnieuw in te spelen, omdat er uit Japan belangstelling voor de muziek werd getoond. Hij had inmiddels zijn drumstokken zo goed als aan de wilgen gehangen en achtte zich niet meer in staat om al die tempowisselingen goed te kunnen spelen. Jos Schild, de laatste bassist van de band, heeft Taurus nog een tijdje in leven gehouden. Hij heeft zelfs vrijwel in zijn eentje een livealbum samengesteld. Enerzijds komt het mij wat vreemd over dat Plantenga schijft over een band, waarvan hij geen deel meer uitmaakte in de commercieel belangrijkste periode. Anderzijds geeft zijn boek een goed beeld van hoe het waarschijnlijk talloze bands in de jaren zeventig verging. Als ze al niet uitgebuit werden door managers en/of platenmaatschappijen dan waren het wel persoonlijke tragedies of, zoals in dit geval, ongelukkige keuzes en slechte timing.